Grasparkieten komen bij overal voor in de droge gebieden in het binnenland van Australie voor, behalve in het zuidwesten, langs de oostkust en op Tasmanie.
Toen de ontdekkingsreiziger en natuuronderzoeker John Gould in 1840 met een paartje van deze vogels uit Australie naar Engeland terugkeerde, kon hij niet voorzien hoe populair deze vogels ooit zouden zijn.
Goulds zwager kweekte met het paartje en binnen de kortste keren was de grasparkiet met meer
weg te denken bij de middenklasse in Victoriaans Engeland, die verrukt was van zijn opvallende imitatievermogen.
Toen eenmaal duidelijk was dat grasparkieten zonder problemen konden worden overgehaald te broeden, werden er in Frankrijk enorme kwekerijen opgericht met soms meer dan honderdduizend vogels om aan de vraag in geheel Europa te voorzien.
Uit zulke intensieve kweekprogramma's doken al snel de eerste kleurcombinaties op, te beginnen met de lichtgele in 1872.
Dat bracht een nog hevigere belangstelling, en de eerste blauwen veroorzaakten een sensatie toen ze in 1912 op een tentoonstelling konden worden bewonderd.
Tegenwoordig worden grasparkieten in een enorm aantal kleuren en kleurencombinaties gekweekt. Nieuwere variëteiten zoals spangle en 'clearbody' ontstaan nu en dan (hoewel minder vaak dan in het verleden), terwijl sommige oudere kleurslagen inmiddels helaas zijn verdwenen.
Toch zouden ze in de toekomst opnieuw kunnen opduiken.
Een combinatie die in theorie mogelijk moet zijn, maar die nog niet is ontstaan is de zwarte grasparkiet.
Variaties in tekening zijn ook zeer uitgebreid en in veel gevallen kunnen ze worden gecombineerd met diverse kleuren, waardoor in duizenden kleurcombinaties mogelijk zijn.